Van de leerkracht wordt veel gevraagd. Een van de belangrijkste facetten van het huidige onderwijsvak is ‘coaching’. Een manier van begeleiden waarbij je probeert ‘het individu en het team zo optimaal mogelijk te laten spelen’. Het is om die reden logisch om de parallel met de sportwereld te trekken. Al zijn de verschillen ook evident en is er soms iets anders ‘te winnen’.
Het wenselijke verschil
Het wenselijke verschil tussen onderwijs als kennis- én opvoedingsinstituut enerzijds en de sportwereld anderzijds is dat de letterlijke winst in de sport uitgedrukt wordt in een betere score ten opzichte van de tegenstander. Helaas is dat drukverhogende, competitieve aspect in het onderwijs ook doorgedrongen. In het onderwijs zou de winst moeten bestaan uit het hoogst haalbare geluk en de hoogst haalbare ontwikkeling van álle betrokkenen.
De overeenkomsten
Sportverenigingen en onderwijsinstellingen hebben belangrijke doelstellingen gemeen:
- Elke speler en begeleider moet zo fit en gelukkig mogelijk zijn (welbevinden).
- Elke speler en begeleider moet zich maximaal ontwikkelen (betrokkenheid).
- Het team moet zich maximaal ontwikkelen (verbondenheid).
- De prestaties moeten zo hoog mogelijk zijn (competenties).
De leerkracht als scheidsrechter, trainer en coach in één
Er zijn sterke overeenkomsten in de taken van beide organisaties. Echter in de sportwereld worden de verschillende taken door verschillende personen uitgevoerd. In het onderwijs moet de leerkracht een combinatie van deze taken uitvoeren.
De ‘oude leerkracht’ was scheidsrechter en trainer. De ‘nieuwe leerkracht’ is voornamelijk coach. Hij laat zijn ploeg optimaal spelen; hij laat zijn klas optimaal presteren door de leerlingen interacties aan te laten gaan met zichzelf, anderen en de omgeving. Hij zet ze op de goede plek en bespreekt de tactiek; hij weet hoe en in welke omgeving de verschillende kinderen zich het beste ontwikkelen. Hij weet wie de aanvallers, de verdedigers en de spelverdelers zijn; hij kent de talenten en beperkingen van de leerlingen en bespreekt de mogelijkheden voor goede ontwikkelingen.
Een goede leerkracht
Een goede leerkracht handelt vanuit de gezamenlijk vastgestelde visie. Maar hoe verhouden de rollen scheidsrechter, coach en trainer zich in de leerkracht?
Hij is scheidsrechter. Voor de wedstrijd begint, heeft hij het speelveld gecontroleerd. Hij legt de spelregels uit en spreekt de ploeg daar op aan.
Hij is trainer. Ter voorbereiding en verbetering van de ‘vrije spelsituaties’ moet hij alle spelers van de ploeg fit houden en op niveau met elkaar laten trainen.
Hij is coach. Als de wedstrijd begint speelt de ploeg afhankelijk van alle omstandigheden. De coach probeert zo nodig vanaf de zijlijn bij te sturen.
De leerkracht ook nog keeper?
Cruijff zei eens dat hij Edwin van der Sar de beste aanvaller vindt. De bal snel en goed in het spel brengen zorgt ervoor dat de ploeg weer ‘op de aanval kan spelen’. De leerkracht is soms nodig om het stilgevallen spel weer snel en goed op gang te brengen. Dus ja, soms is hij ook nog keeper!
Je bent een coach van een ploeg als die zich aan de spelregels kan houden. Doen ze dat niet dan kom je niet aan coachen toe en moet je als scheidsrechter optreden. En worden de regels massaal overtreden dan staak je de wedstrijd. Je zult als trainer dan moeten gaan bezinnen en de goede patronen proberen in te slijpen.
Je team zo goed mogelijk laten spelen
Wil je meer weten over de overeenkomsten en verschillen tussen sport en onderwijs? Download dan hier het volledige artikel, met het sprekende praktijkvoorbeeld ‘Als voetbal rugby wordt’.