Carm zou je een vurige onderwijsfan kunnen noemen. Op een eigenzinnige en creatieve manier begeleidt hij leraren en schoolleiders in hun pedagogische opdracht. Hij weet zijn theoretische pedagogische achtergrond te combineren met zijn ruime praktijkervaring als leraar basisonderwijs.
Het is mij erom te doen dat leraren weer in hun kracht komen te staan en eigen keuzes durven te maken vanuit hun professie, waarmee ze participatie van kinderen stimuleren voor een inclusieve samenleving
De pedagogische verantwoordelijkheid om onvoorwaardelijk te zorgen voor kinderen is het fundament voor zijn werk, niemand uitgesloten! Kinderen zijn afhankelijk van de bereidheid van de leraar om hen ten alle tijden te (onder)steunen. Deze afhankelijk brengt een verantwoordelijkheid met zich mee waar iedere ouder, leraar en leider zorgvuldig mee om moet gaan.
“De sleutel,” zegt Carm, “is dat ik en wij bij CPC leraren proberen te zien zoals wij ook kinderen zien; krachtig, positief, autonoom, zelfsturend. Het begeleiden gaat met geduld en het serieus nemen van de ander." In veel gevallen merkt Carm dat de pedagogische visies van leraren niet veel van elkaar verschillen. Leraren zien leerlingen vaak als krachtige, competente en volwaardige personen die vrijheden en verantwoordelijkheden aankunnen. Volgens leraren zijn het juist de regels en systemen die ze ervan weerhouden naar hun pedagogische visie te handelen. Carm vertrekt in zijn begeleiding op het punt waar leraren overeenstemming hebben op visieniveau. Van daaruit kijkt hij waar ruimte is voor inzichten en perspectieven. Prikkelend en doortastend. Waar zijn eigen uitdaging zit: in zijn beschikbaarheid pedagogische kwesties niet te veel naar zich toe te trekken en deze voor leraren op te willen lossen. Hij kalibreert dat indien nodig in de braintrust bij zijn CPC collega’s.
Carm ziet de kracht van de leraar en ondersteunt deze in zijn begeleiding door samen te kijken naar overeenkomende waarden in de visie en het kind- en opvoedbeeld wat daaraan vooraf gaat. In het nieuwe CPC traject ‘het pedagogisch huis’ laat hij leraren nadenken over hun pedagogische visie. Hiervoor biedt hij een theoretisch- en historisch pedagogisch perspectief waarmee leraren hun visie kunnen onderbouwen en verklaren. Door het handelen in de praktijk te spiegelen aan de pedagogische visie legt hij fricties bloot. Bijvoorbeeld hoe in de praktijk leraren druk zijn leerlingen te reguleren in plaats van het leerlingen te leren, aldus Carm.
Wanneer een leraar bijvoorbeeld vertelt over de regel dat je maar met zijn vieren in de huishoek mag en het spel zich binnen die ruimte moet afspelen, neemt Carm de leraar mee naar de kwaliteit en de valkuil. Leraren gaan zien dat ze deze regel belangrijk vinden vanuit de waarde om rekening te houden met anderen en dus de ander niet tot last te zijn door bijvoorbeeld midden in een doorgang te spelen. Het kan als kernkwaliteit gezien worden dat een leraar vanuit deze waarde handelt. Tegelijkertijd bestaat het risico dat de leraar teveel van het goede doet en vanuit zijn kernkwaliteit te veel gaat reguleren. De valkuil is dat kinderen hiermee de kans ontnomen wordt zelf te leren hoe rekening te houden met anderen. De waarde, die Carm naar boven haalt, is rekening houden met de ander. Hij laat de leraar zien dat hij het goede doet en tegelijk misschien iets teveel. Het is bemoedigend voor de leraar dat het op deze manier behapbaar wordt gemaakt en relevant om aan dit patroon te werken.
Carm prikkelt en inspireert niet alleen in de school maar ook graag op het podium waar hij lezingen of masterclasses geeft. Hij geeft lezingen, trainingen en begeleiding op pedagogisch en didactisch vlak. Zijn expertise spits zich onder andere toe op Pedagogische Tact, Mondige Kinderen, Procesgericht Onderwijs (ErvaringsGericht Onderwijs) en Welbevinden & Betrokkenheid. Daarnaast is hij werkzaam als docent pedagogiek aan de Fontys Hogeschool Pedagogiek. In zijn lezing inspireert hij, is er ruimte voor humor, snelheid, is de nuance iets minder van belang en raakt en emotioneert hij de ander. In zijn trajecten zoekt hij juist meer naar de nuance en duurzaamheid omdat de praktijk weerbarstig en complex kan zijn. Steeds weer probeert Carm een perspectief te bieden op gedrag dat erop gericht is kinderen te emanciperen. Gedrag is altijd communicatie en het is aan de leraar dit te (leren) verstaan. Hij neemt daarmee afstand van interventies die erop gericht zijn gewenst gedrag te bewerkstelligen. Waarbij hij in het bijzonder meer oog krijgt voor de diversiteit waarmee leraren meer dan ooit moeten werken. Het inclusief werken inbedden ziet hij als opdracht.
Carm neemt daarvoor zijn inspiratoren op de achtergrond mee. Dat zijn de pedagogen; Martinus Langeveld, van wege zijn emancipatorisch karakter, Janusz Korczak, vanwege het opnieuw serieus nemen van de waarden van een kind en Loris Malaguzzi, omdat hij naast kinderen en volwassenen, ook de omgeving en materialen ziet als een pedagoog en stelt dat kinderen drie pedagogen hebben namelijk de volwassene, de ruimte en de andere kinderen. Waarbij voor Carm, met zijn ervaring in het EGO onderwijs, de ruimte van groot belang is. “Ik geloof in een rijk milieu, dat doet iets met het pedagogisch klimaat”. Waarna hij een voorbeeld van Malaguzzi aanhaalt, die voorstelt een gekleurd glasplaatje in je klas op te hangen voor het raam, aan een touwtje. Kinderen die binnenkomen worden geprikkeld in nieuwsgierigheid en kunnen vragen stellen en zich dagen verwonderen over wat daar gebeurt.
Zoals het glasplaatje een voorbeeld is, geboden door de pedagoog, zo zijn er massa voorbeelden. Carm noemt het ‘zijn gereedschap’, al wat hij gebruikt in het traject het pedagogisch huis en zijn andere werkzaamheden. Hij vult zijn gereedschapskoffer met de taal van de pedagogen, de rijkdom waar hij in zijn begeleiding mee werkt, wat hij zijn studenten meegeeft en waar hij hen over laat denken. Want ‘je bent je eigen instrument’ en hoe mooi is dat om dat met ‘kennis te voeden’ en te onderbouwen. “Zo is er nooit een vaststaand pedagogisch antwoord en kun je elke dag leren!“